Na het betalen van Visa (50 USD) en road tax (25 dollar) reed ik Kenia in. Mijn doel van die dag was Kisumu, stad gelegen aan het victoria meer. De weg was zeer slecht met heel veel diepe gaten, waardoor Kisumu en het daarbij gelegen camp pas in het donker bereikte. Bestelde er wat te eten en een bier en viel bewusteloos in slaap.

Kenia is ongeveer 15 keer zo groot als Nederland en telt 35 miljoen inwoners. Ondanks dat het, relatief, een vrij modern land is (voor Afrika) leeft nog steeds een groot gedeelte van de mensen van de landbouw. Dit gebeurt, ook weer net al in vele Afrikaanse landen, op kleine en inefficiënte schaal. Dit komt omdat de familie een stuk land heeft, dat wordt verdeeld onder de kinderen. Dat gaat elke generatie zo, met als gevolg dat er overal hele kleine stukjes land bewerkt word door een boer. Een probleem dat ook zichtbaar is in midden Afrika en een van de redenen is dat er nog steeds honger heerst.
Delen van Kenia zijn droog en worden traditioneel door de Massaal gebruikt die er met hun kuddes koeien rond trekken, iets wat je ook in noord Tanzania ziet.
Kenia was politiek redelijk stabiel (voor een Afrikaans land) en kent best wel een hoop toerisme. Al deze politieke goede bedoelingen vielen een paar jaar geleden in duigen toen er na de verkiezingen onlusten uit braken en er een paar duizend mensen het leven lieten. Op het moment dat ik in Kenia was, was er in Den Haag het proces bezig tegen de vermeende aanstichters van dit geweld, dit hele proces werd live elke dag uitgezonden. Hierdoor wist elke Keniaan waar Holland was.
Mijn voet deed nog steeds zeer en was, ondanks dat de wond dicht was. Van binnen was het duidelijk nog niet geheeld. Kon er echter mee lopen en auto rijden dus bestede er niet zo’n aandacht aan.

In de ochtend zag ik dat er nog meer campers waren, Fransen! Ze spraken geen woord Engels, dus weigerde ik Frans te verstaan. Twijfelde of ik een dag zou blijven maar reed toch richting Nairobi. Weg was wederom slecht, maar had voor het eerst strak blauwe lucht en het was , zo in de ochtend, een genot om te rijden. Dit ondanks de vele mensen op de weg. Bij Kencho was er een immense weg omlegging via een super slecht pad. Dat duurde wel drie uur en ik verloor dus bijna een halve dag rijden. Nadat ik de hoofdweg naar Nairobi opdraaide was het al weer diep in de middag en ik vond camping Kembu. Mooie camping in het midden van niks, tussen de boerderijen. Goed geregeld, uiteraard van blanke.
Volgende dag over de uitstekende weg naar Nairobi. De weg dook met een schitterende afdaling de rift valley in. Wederom geweldige natuur. Eenmaal in Nairobi reed ik, via de Nakomat supermarkt, die uitstekend en betaalbaar was, naar camp Jungle Junction. Daar trof ik oude bekende. Richard, de invalide Engelsman, maar ook Jeroen, de Nederlandse motor rijder en zowaar de dag er na de Zuid Afrikaanse Tamin die ik al diverse malen in diverse landen trof.

Verbleef een aantal dagen in Nairobi om onder andere mijn visum voor Sudan te regelen, uiteraard Nairobi te verkennen en omdat de Jungle Junction een relaxte meeting-plek was voor overlanders. Er werd heel wat afgekletst en plannen gemaakt en na een aantal dagen maakte ik afspraken met Bratt en Mary (Zuid Afrikaans stel) en Richard dat we met z’n drieën de Turkana meer route naar Ethiopië zouden rijden.
Kleine verklaring over deze. Naar Ethiopië is eigenlijk maar een weg, de zo genaamde Moyale route. Deze weg van circa 500 km is bar en bar slecht, en de laatste tijd ook nog eens gevaarlijk. Omdat die weg langs Somalië scheert is er behalve het probleem van de vluchtelingen kampen, tegenwoordig ook de kans om gekidnapt of berooft te worden. We kennen allen de Somalische piraten. Die bedrijfstak is zo lucratief dat men tegenwoordig ook probeert om zo nu en dan de grens met Kenia over te steken, daar een blanke te kidnappen en uiteraard vervolgens flinke sommen losgeld te vragen. Een aantal maanden geleden is nog een Fransman, die van Ethiopië naar Kenia reed, op de manier aangevallen. Hij stopte echter niet toen er wat mannen de weg opsprongen met grote geweren. Wellicht verstandig van hem, maar het nadeel was dat ze hem daarom maar beschoten. Behalve wat kogelgaten in zijn auto (die hier op Jungle Junction geparkeerd staat) schoten ze hem ook door zijn wang. Hij heeft het er levend vanaf gebracht maar zijn ervaringen zijn minder prettig natuurlijk. Terwijl ik in Nairobi was werden er twee Spaanse hulpverleners ontvoerd.

De Moyale weg is 500 km prut. De Europese unie geeft al jaren geld aan Kenia om deze weg eens goed aan te leggen maar dat geld verdwijnt al jaren naar andere projecten (lees de zakken van de een of andere politicus), dus is daar al jaren geen bal aan gedaan. Gevolg, een verschrikkelijke weg vol met gigantische wasbord stukken, stukken met diepe diepe gaten en als het regent, een groot modder ballet.
Behalve deze Moyale weg is er ook een onofficiële weg, namelijk de Turkana route. Dat is een route van zo’n 1000 kilometer, merendeels offroad, voerend door bergen, door typisch Afrikaanse vlaktes, door vlaktes vol met vulkanisch gesteente en in het noorden, langs het Turkana meer richting Ethiopië. Er is daar officieel geen grens maar er worden wel auto’s gedoogd, merendeel overlander toeristen. Handel is er niet op deze route en het aantal dorpen is ook minimaal. Grote onzekere factor was het weer. Officieel is de kleine regentijd begonnen en als het zou regenen zou deze route wel eens ernstiger kunnen zijn dat de Moyale route, immers kan je uren, zelfs dagen rijden van de beschaving af zijn. Toch is de Turkana route favoriet bij overlanders door zijn schoonheid, de uitdaging van zo een stuk offroad rijden en uit veiligheid overwegingen. Een 4×4 auto is noodzakelijk, en dat hadden we allen dus het besluit werd genomen om vanaf maandag 10 oktober deze uitdaging te beginnen. Later wilde we het niet uitstellen want hoe langer we wachten hoe groter de kans op regen.

Helaas kent zowel google maps als de OSM kaarten deze route niet, dus kan je geen overzicht van het hele stuk geven.
Dag 1 Turkana route:
Dat even als achtergrond zorgde we allen dat we voor minimaal 10 dagen voldoende eten en drinken aan boord hadden en reden we die maandag ochtend eerste het centrum van Nairobi in om de papieren te regelen. Er is geen grens op de Turkana route dus moesten we onze paspoorten en carnetten uit laten stempelen in Nairobi voor vertrek. De paspoorten waren snel geregeld, het carnet was een ander verhaal. Het douane kantoor stond midden in de stad en Nairobi is op maandag (net als alle andere dagen van de week) een grote file. Toen ik ook nog eens verkeerd reed was het helemaal goed mis en werd het bumper aan bumper weer terug naar het centrum. Gevolg was dat ik pas vroeg in de middag Nairobi uit reed, en dat ik Richard en Brett kwijt was geraakt. Richard, die zwaar invalide was door een dwarslaesie, had twee vrienden over om het te helpen. Dat was een beetje een planning fout want hij heeft maar plek voor een persoon extra in zijn wagen. Daarom had ik die dag Morris meegenomen als passagier.
We wisten van elkaar waar we ongeveer heen reden dus was het niet zo’n probleem dat we elkaar kwijt waren. Maar toen het donker werd had ik ze nog niet gevonden en zocht ik maar een camping op aan de voet van mount Kenia. Helaas lagen alle spullen van Morris bij Richard in de auto, dus moest Morris het die avond doen met een gehuurde hut op de Thedo Fisshing camping en een diner gekookt door ondergetekende. De nacht was koel en rumoerig. Eerst vonden drie zatte Kenianen het nodig nog al luidruchtig over, vermoedelijk, een prostitué te gaan discussiëren, pal onder mijn open raam. Toen ik die sommeerde hun luide discussie ergens anders te gaan doen, begon iemand anders luidkeels te lallen. Het leek of hij aan het bidden was, waarschijnlijk was hij God aan het vragen om geen hoofdpijn te hebben de volgende dag. De man bleef maar mekkeren, de nacht was dus kort.
Die dag gereden, 183 km in 10 uur.
Dag 2 Turkana route:
De volgende dag verder naar het noorden en op zoek naar Richard en Brett. Ontving zowaar een SMS waar ze waren maar die was vaag zodat ik naar een verkeerde camping reed. Mijn voet was ondertussen al elke dag pijnlijker geworden en was ondertussen dik en opgezwollen. Ik had moeite met koppelen en besloot in de laatste plaats waar ik langs zou komen toch maar wat antibiotica te helen. Deze laatste plek der beschaving was Nanyuki en ik vond er gelukkig diesel en een apotheek die me zonder problemen antibiotica verkocht. Om een uur of 10 vonden we Richard en Brett op een campsite 50 km verderop en vervolgde we de reis over een zeer goede nieuw aangelegde weg. Via Isiolo tot aan Archer’s post was het een genot om te rijden. De weg was vers en donderde weer eens 100 meter naar beneden, schitterende vergezichten en weinig mensen. Ook vrijwel geen verkeer, terwijl dit eigenlijk de enige weg is tussen Ethiopië en Kenia.
Net voorbij Archer’s post sloeg ik links af richting Wamba en Maralal. Een super slechte piste in het begin, wasbord zo ernstig dat het leek of het bestond uit allemaal kleine ‘Mount Kenia’s’. Gelukkig werd de ondergrond na een kilometer of 20 wat steniger waardoor het wasbord minder werd maar de piste bleef matig en de snelheid was er duidelijk uit.
Ik had die dag Morris geruild voor de rolstoel van Richard. Hierdoor had hij wat meer plek in zijn auto en kon hij zijn eigen bezoek gewoon zelf mee nemen. Mijn voet deed erg zeer en koppelen was bijna onmogelijk zonder in een grimas van pijn op mijn liefelijke tronie. De schaarse mensen die ik tegen kwam hielden allemaal steevast hun hand op in de hoop wat van deze blanke te krijgen. De omgeving was warm en droog, de mensen arm.
Het duurde tot in het donker voor ik Maralal bereikte. Een kleine auto kan op slechte piste duidelijk meer snelheid maken als een vrachtwagen, de andere waren er al en zaten aan het bier. De zeer prettige camel camp was een rustig onderkomen en wederom was ik die nacht meer bewusteloos dan wat anders. Was ondertussen ook aan de antibiotica begonnen maar echte verbetering zat er nog niet in zodat ik deze aan moest vullen met ibuprofen om de pijn te onderdrukken. Vooral het koppelen leidde tot pijnscheuten en met die slechte pistes koppel je vaak, geloof me.

Die dag gereden 349 km in 11 uur.
Dag 3 Turkana route:
Na een bezoek aan Maralal in de ochtend (een gehucht van drie keer niks, maar wel met een benzine station), vervolgde we de weg noordwaarts. Het pad begon erg stenig, slecht en heuvelachtig en ik vorderde maar langzaam. De hoogte steeg weer naar 2000 meter . Na Parakoi was de weg net geschoven en ging het sneller en eenvoudiger, de stenen hadden plaats gemaakt voor zandgronden. De bergen met groene stekelbosjes maakte plaats voor een vlakte van typisch Afrikaanse makelij. Discovery channel op je netvlies. Zandgrond met typisch Afrikaanse boompjes. Mensen had ik de hele dag al niet gezien en het rijden was veel lekkerder dan de dag er voor. Haalde het plaatsje South Horr net niet en kampeerde vrij op de open Afrikaanse vlakte.

Die dag gereden 117 km in bijna 9 uur.
Dag 4 Turkana route:
Na nog een paar uur prettige zand paden te volgen veranderde het landschap plots in een landschap vol met vuistgrote vulkaan rosten. Vele vele kilometers lang rotsen, links en rechts en helaas, ook vaak op het pad. Dat haalde de snelheid er uit, voorzichtig rijden om de banden niet open te scheuren aan de scherpe rotsen.
De schaarse mensen die je tegen kwam waren mooi uitgedost met ringen en kettingen om hun hals, de haardossen knap bewerkt. Mens besteed duidelijk veel aandacht aan uiterlijk en de mensen zijn echt prachtig. Maar helaas is foto’s nemen niet echt plezant, vele draaien hun hoofd weg of gebaren dat ze dat niet willen. Men gelooft hier nog dat een foto de ziel steelt, en dat kan natuurlijk niet. Tenzij je er wat geld tegen aan gooit maar die praktijken bevorder ik liever niet.
Ik was ondertussen aan de antibiotica kuur begonnen maar mijn voet was nog steeds slecht. De enkel was nog steeds dik en gezwollen en de wond lelijk rood en pijnlijk. In de loop van de middag kwam het Turkana meer in zicht, een fel blauwe kleur in deze schrale omgeving. Wonderschoon gezicht. Na een paar uur langs dit meer opgereden te hebben, over wederom erg stenige piste bereikte we het dorp Loyangalani, een uitgestrekt dorp vol met naakte kindertjes en in elkaar geflanste ronde hutjes. Hier was ook de Palm shades camp, een welkom grasveldje onder de palmbomen, enigszins beschut van de al dagen waaiende harde hete wind.
Die dag gereden 120 km in 8,5 uur.
Dag 5 Turkana route:
Op tijd verlieten we het prettige palm shades camp en hervatte we de weg richting Ethiopië.

Het pad was wederom in het begin wat zanderiger en daardoor makkelijker te rijden. Na verloop van tijd werden het echter kleine kiezel stenen en volgde eindeloos vlaktes met kiezel en grind, vrijwel geen begroeiing en warm en desolaat. Af en toe kwam je een geiten hoeder tegen. Op zoek naar schaarse plukjes groen, verder was het verlaten. Om 3 uur waren we vlak voor het Sibiloi nationale park. Kan me niet voorstellen dat hier veel toeristen komen, het is waarschijnlijk het meest afgelegen park ter wereld.
Waarom ze er een park van hebben gemaakt is mij een raadsel, maar goed , het was er. Je kan er omheen rijden, maar je kan ook door het park. In het park kan je kamperen aan het Turkana meer, maar de entree naar het park zou waarschijnlijk ook best pittig zijn. Richard wilde graag door het park, Brett liever niet, mij was het om het even. Dus werd er besloten toch door het park te rijden. Om half 5 arriveerde we bij de entree. Toen de park wachter me voor rekende wat het zou kosten, was ik onmiddellijk van zins om te keren. Door het park rijden en er in kamperen zou 65 dollar kosten, en dit terwijl er eigenlijk niks te zien viel. Er werd gesoebat en gesmeekt en plots kwam de park wachter met een heel andere prijs. Voor 35 dollar mocht ik er ook door. Vond het nog veel geld maar ala, dus maar besloten er toch in te rijden.
Er was een campsite aan het meer, 30 kilometer het park in en bij het vallen van de duisternis parkeerde we aan het water, gade geslagen door een tros krokodillen. Fraaie omgeving alhoewel de campsite niets meer was dan een parkeerplek met een zo genaamde long-drop toilet in een metalen keetje. Verder geen mens te bekennen. Onder het genot van een biertje genoten we van de ondergaande zon, de vele vogelsoorten, de krokodillen en zebra’s die kwamen drinken (terwijl de crocs hun lippen likte). Ook werden we nog bezocht door waarschijnlijk hyena’s , maar die zagen we alleen door met de zaklamp in het donker te schijnen zodat we zagen dat die van een afstandje ons liepen te begluren. Toch maar de deur goed dicht doen die nacht.
Die dag 172 km gereden in 10,5 uur.
Turkana route dag 6
Na wederom een bewusteloze nacht en een schitterende ochtend aan het meer reed ik om half 8 weg om door het park richting Ethiopisch grens te gaan rijden. Na een kwartier rijden werd ik tot stoppen gedwongen door een park wachter. Niet dat hij de weg blokkeerde, maar hij had wel een groot geweer in zijn fikken. Hij was vriendelijk maar resoluut. Er was gisteren toch echt een fout gemaakt bij de entree en ik (wij) moesten mee komen terug naar de entree om de boel recht te zetten.

Tevergeefs weigeren, soebatten en discussiëren. Ik zag de bui al hangen natuurlijk. De parkwacht die ons te weinig had gerekend, was op zijn vingers getikt en we moesten mee om het restant te betalen. Ze ontdekte ook dat we twee man verstopt hadden achter in de auto van Richard, en dat maakte de zaak er niet makkelijker op. Een stapel geld later was het elf uur voor ik aan de rit begon. Het park stelt niks voor, je kan er net zo goed buiten langs rijden, je ziet dan evenveel (mooie natuur maar geen beesten) en de weg is waarschijnlijk beter. 65$ om door dit park te rijden is weg gegooid geld. Enfin, nu ik betaald had wilde ik er ook doorheen. Het zoeken van een route viel nog niet mee en de soms erg zanderige weg hielp ook niet. De andere twee auto’s waren, zoals gebruikelijk, veel sneller dan ik en waren ver vooruit. Ik reed nog in het park toen het begon te regenen. De lucht zag er ook erg dreigend uit en als het harder zou regenen zou ik moeten stoppen en wachten tot het droog werd. Zo ver kwam het net niet gelukkig. Eenmaal het park uit (de omgeving bleef hetzelfde) reed ik af op Illeret, het laatste dorpje in Kenia. Daar vonden we de politiepost waar we vrij mochten kamperen. De agenten waren erg vriendelijk, net als de lokale bevolking trouwens. Ik vond het al gelijk leuk. Meeste mensen woonde in ronde hutjes gemaakt van afval, alleen de kerk en het huis van de pastoor waren van steen.
Richard en kornuiten besloten een geit te kopen om die op de BBQ te gooien, ik deed niet mee, ik weet hoe dat smaakt. Ik zat met volle buik relaxt in mijn stoel toen de rest nog aan het vlees snijden was. De geit bleek zo taai als Afrikaanse schoenzolen, mijn keuze was goed geweest.
Na 5 dagen hard rijden was ik moe. Mijn voet begon wel langzaam te helen met de hulp van de antibiotica maar ik wilde eigenlijk het liefst een dagje rusten. De andere wilde echter door en ik besloot voor nu afscheid van ze te nemen. Ze waren bang voor regens en wilde door tot ze betere wegen vonden. En zo namen we in de ochtend afscheid van elkaar.
De rit langs het Turkana meer, die nu eigenlijk wel ten einde was, zal als een van de highlights van mijn reis in mijn geheugen blijven. Tezamen met de Karakoram highway (Pakistan), de Manali naar Leh route (India), de Francistown naar Brazzaville route (Congo) en de 4 daagse rit door het Kaoveld (Namibië) was dit weer eens een echt avontuur. De verlaten vlaktes, de mooie vergezichten en de mooie lokale bevolking maakte het de moeite waard deze 5 dagen door de bush bush te rijden.
Ik vermaakte me prima, babbelde met de politie chef en wat lokalen en zette in de middag, met een voetbal, koers naar het plaatselijke voetbal veld. Wat ik toen mee maakte zal me nog lang heugen. Er stroomde bijna 200 kinderen in alle leeftijden op het voetbal veld af, allen wilde ze spelen. Ik probeerde zo goed en kwaad als het ging teams van 11 spelers te organiseren die dan 2x 10 minuten tegen elkaar konden spelen maar op een gegeven moment werd het wel een erge puinzooi. Net toen ik het op wilde geven kwam een van de agenten me helpen en hield de kids in bedwang. Ik was scheidsrechter en heb zo denk ik wel 10 potjes van 20 minuten laten spelen, zodat iedereen een kans had.
Iedereen had een pracht tijd, ik ook. Sommige teams namen het serieus, gingen voor hun wedstrijd rondjes hard lopen op het veld, (het was 35 graden), andere bakte er geen droog brood van. Moe keerde ik terug naar de auto. Ik schonk de bal aan de agent, en liet hem beloven de kinderen elke dag te laten spelen, mits ze naar school gegaan waren. En zo was mijn vrije dag toch nog best vermoeiend.
Er is een tijd van komen en een tijd van gaan. Op maandag morgen besloot ik, in mijn eentje, Ethiopië binnen te vallen. Maar eerst moest ik nog naar de grens rijden en ik was een beetje bevreesd. Het had de afgelopen dagen af en toe geregend en het zanderige pad naar Ethiopië wordt weinig gebruikt. Daarbij ligt het in een dal en zijn er diverse rivieren die ik over moest. Uiteraard zijn er hier geen bruggen, dus als het water stroomt, moet je er door heen. Nam afscheid van Peter, de agent en reed niemands land in. Tot de grens is het zo’n 20 km, daarin heel af en toe een dorpje. Lees een stuk of 10-20 ronde hutjes, gemaakt van afval, golfplaten, kartonnen dozen en gras. Er om heen tientallen kinderen die allemaal HELLO schreeuwde en hun hand op hielden. Gelukkig lagen er geen stenen om te gooien.

Net na een dorp een modderplas. Ik moest er door heen, gaf vol gas in 4×4 stand en halverwege de plas begon mijn motor te sputteren. Het zal toch niet!!! 6 jaar rijd ik zonder motorische problemen met mijn betrouwbare MAN en net nu, in dit verlaten gebied, zou ik motor problemen krijgen? Gelukkig sloeg de motor niet af en kon ik de overkant van de modderplek bereiken. Verder door merkte ik steeds dat de motor bleef stotteren, of ik nu vol gas gaf of niet. Mijn spanning over deze weg sloeg om in angst, oh GOD, laat me niet in deze verlaten wereld stranden.
Nog 3 maal moest ik door modder stukken heen en elke keer pruttelde de motor als een koffiezet apparaat, maar dan een die al jaren niet ontkalkt is. Met bonzend hart kwam ik bij de grens. Niet dat er iets te zien was, er stond slechts een hutje. Daar werd ik door een politie agent gesommeerd te stoppen. Ik moest een lifter mee nemen. Moest? Moest? Dan gaan mijn haren overeind. Aan de andere kant, als ik vast kom te zitten of mijn motor het zou begeven, zou het wel eens prettig zijn een lokaal bij me te hebben, dus stemde ik in en reed onder hoogspanning Ethiopië in. Zou ik de verharde weg, die 30 km verder was halen?…. Zou mijn motor het uithouden? Zou het niet enorm gaan regenen? Zou ik geen gigantische rivieren tegenkomen waar ik niet doorheen kon? Dit alles, en meer… in mijn Ethiopië verslag (aannemende dat ik het haal natuurlijk).
Over Kenia kan ik kort zijn. Ik heb het niet echt een kans gegeven om te verkennen. Het leek erg veel op Tanzania en het was geen onprettig land om te zijn, maar ik loop er ook niet over te gillen. Misschien moet ik maar eens terug om het goed te verkennen.
Laatste update op december 5, 2021